hampsinkaleida
37 Schoonschrift van Leida Hampsink ong. 1920
(het gaat hier om het zo mooi mogelijk schrijven)
Hondentrouw
Den hond is menig mens grooten dank verschuldigd. Hij is den armen blinde een gids op zijne bedeltochten door het dorp. De eenzame landhoeve wordt hem ter bewaking toevertrouwd, en zelfs de stoutste booswicht kiest het op zijne nadering het hazenpad.
In de Alpen leeft eene hondensoort, die er in geoefend is, verdwaalde of onder de sneeuw bedolven reizigers op te sporen. De hond van New-Foundland is een eerste baas in het redden van drenkelingen, die op het punt stond van te verdrinken, is door dezen hond behouden aan land gebracht. En dat een hond zijnen kleinen speelmakker redde, die in ’t water was gevallen, is u wel bekend.
Van een der schoonste voorbeelden van gehechtheid aan zijnen meester, lezen we in een gedicht van Tollens, getiteld “Hondentrouw”.
Een man wilde zich ontdoen van zijnen trouwen hond, van wien hij overigens zeer gehecht was. Hij nam het met zich in een schuitje en roeide nu naar het midden van een groot meer. Hier bond hij het aan elken poot een zwaren steen. Daarop wierp hij het overboord. Maar, helaas, de boot kantelde, en de man stortte zelf in het water. Dit zag de hond. Met de grootste inspanning en ondanks de verschrikkelijkste pijnen rafelde hij met de tanden de touwen stuk. Daarop dook hij onder, pakte zijnen meester stevig vast en zwom met hem naar den wal. Deze bleef eerst eenigen tijd bewusteloos liggen. Toen hij verder bijkwam, blikte hij in de trouwe oogen van zijnen redder, die nog steeds de wacht hield.
Sedert die gebeurtenis wilde de man voor geen schatten ter wereld van zijn hond scheiden.
0 fout.